Uitleg over de verschillende vormen van Cornelia de Lange syndroom
Het Cornelia de Lange syndroom (CdLS) is een zeldzame, aangeboren aandoening die voorkomt bij 1 op de 10.000 tot 30.000 personen. De aandoening is vernoemd naar de Amsterdamse kinderarts Cornelia de Lange, die in 1933 voor het eerst twee kinderen met dit syndroom beschreef.
Inmiddels zijn er meerdere stukjes DNA (genen) bekend die CdLS kunnen veroorzaken als er een verandering (mutatie) in is opgetreden, zoals hier in detail beschreven. De kenmerken van personen met een mutatie in deze genen verschillen.
NIPBL, type 1
Een mutatie in het gen NIPBL (dat op chromosoom 5p13.2 ligt en door sommige artsen CdLS type 1 genoemd wordt) wordt gevonden bij 70% van de mensen met CdLS. Een verandering in dit gen veroorzaakt meestal de klassieke vorm van CdLS (zoals hierboven beschreven), met verstandelijke beperking, gedragsproblemen en vaak uitgesproken gezichtskenmerken, kleine lengte, diverse lichamelijke problemen en ledemaatsafwijkingen.
SMC1A, type 2
Een verandering in het gen SMC1A (dat op chromosoom xp11.2 ligt en ook wel eens CdLS type 2 genoemd wordt), wordt gevonden bij 5% van alle mensen met CdLS. Mensen met een verandering in het gen SMC1A vormen een gevarieerde groep qua uiterlijk, ontwikkeling, functioneren en gedrag. Over het algemeen zijn de uiterlijke kenmerken van CdLS subtieler dan bij de klassieke vorm en komen bijv ledemaatsafwijkingen niet voor. De groei en ontwikkeling is minder aangedaan en in principe komt zelfverwondend gedrag veel minder voor. Epilepsie komt bij mensen met een SMC1A variant vaker voor dan bij mensen met een variant van de andere CdLS genen. Het SMC1A gen ligt op het X chromosoom. Jongens zijn meestal wat ernstiger aangedaan dan meisjes. Een SMC1A mutatie kan ook ipv CdLS tot Rett-syndroom leiden.
SMC3, type 3
Een verandering in het gen SMC3 (dat op chromosoom 10q25 ligt, en ook wel eens wordt aangeduid met CdLS type 3) wordt slechts in <1% van de mensen met CdLS gevonden. De kinderen met een SMC3 mutatie hebben geen handafwijkingen en geen of minder groeiproblemen. De verstandelijke beperking is meestal matig tot ernstig. Verder hebben de kinderen wat minder duidelijk de voor CdLS kenmerkende gelaatstrekken, maar wel wat toegenomen lichaamsbeharing, volle wenkbrauwen, vaak een wat bolle neuspunt en een lang philtrum. Hartafwijkingen worden wat vaker gevonden.
Gegevens over gedrag zijn nog niet onderzocht of bekend voor dit type CdLS, maar het zelfverwondend gedrag is wel gezien.
RAD21, type 4
Een verandering in het gen RAD21 (dat op chromosoom 8q24.11 ligt en ook wel eens met CdLS type 4 wordt aangeduid) wordt gevonden bij <5% van alle mensen met CdLS. Mensen met dit type CdLS hebben minder vaak en minder duidelijke de gezichtskenmerken, ledemaatsafwijkingen, een mildere verstandelijke beperking, minder groeiproblemen en andere lichamelijke problemen en minder gedragsproblemen dan mensen met de klassieke vorm van CdLS. Wel komen hartafwijkingen even vaak voor. Visus problemen lijken vrijwel niet voor te komen.
HDAC8, type 5
Een verandering in het gen HDAC8 (dat op chromosoom xq13.1 ligt en ook wel eens wordt aangeduid met CdLS type 5) wordt gevonden bij <5% van alle mensen met CdLS. Veel klinische eigenschappen van de mensen met een verandering in dit gen komen overeen met het klassieke CdLS, waaronder verstandelijke beperking, groeiachterstand, kleine schedelomtrek, synophrys (doorlopende wenkbrauw), wat afgeplat achterhoofdje, boogvormige wenkbrauwen, gastroesofageale reflux en voedingsproblemen. Er zijn echter ook eigenschappen die karakteristiek zijn voor dit subtype, zoals een vertraagde sluiting van de fontanel, wat wijd uiteen staande ogen, bolvormige neus, en een wijnvlek. Ook kleine handen en voeten met minimale afwijkingen aan vinger/teen- en middenhands/voets beentjes kunnen gezien worden. Omdat HDAC8 op het X-chromosoom ligt (waar vrouwen er twee van hebben), zijn vrouwen milder of soms ook niet aangedaan. Jongens met een verandering in dit gen zijn vaak ernstiger aangedaan omdat zij maar één X chromosoom hebben en daardoor ook maar één ipv twee HDAC8 genen.
Andere genen
Naast de genoemde genen (NIPBL, SMC1A, SMC3, RAD21, HDAC8) kunnen sommige patiënten met een klinische diagnose van CdLS of CdLS-spectrumsyndroom (chromatinopathie) drager zijn van varianten in een ander gen. Deze genen veroorzaken meestal een ander syndroom. Maar in sommige gevallen veroorzaken ze toch CdLS, een bekend voorbeeld is het ANKRD11 gen
Met de invoering van nieuwe technologieën in de routinediagnostiek groeit deze lijst van genen nog steeds en heel vaak worden varianten in deze genen gedeclareerd die andere syndromen veroorzaken die vaak klinische overlappingen vertonen met die welke bij patiënten met CdLS worden gezien.
Sarah Noon en Ian Krantz (USA) hebben dit diagram gepubliceerd in Reaching-Out;