“Genezing” van het Cornelia de Lange syndroom?
Ook recent gaan weer –net als in het verleden- stemmen op om te proberen het Cornelia de Lange Syndroom (CdLS) te genezen. Het spreekt vanzelf dat als ouders de keus zouden hebben, zij zouden kiezen voor een volkomen gezond kind. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat elke ouder deze wens heeft en elke mogelijkheid zou willen aangrijpen dit doel te bereiken.
Bij discussies hierover is het goed iets te weten over de functie van de genen voor CdLS. Deze genen worden wel ontwikkelingsgenen genoemd. Dat betekent dat elk van deze genen vanaf het vroegste stadium van de zwangerschap invloed heeft op de aanleg van het lichaam van het kind. Deze genetische invloeden op de vorm en aanleg zijn bijvoorbeeld al vroeg zichtbaar aan gezicht en handen.
Wat moeten we verder weten over de functie van dergelijke genen? Neem bijvoorbeeld de genen die de ontwikkeling van vingers aansturen. We kennen verschillende van die genen en hun functies. En we weten ook welke veranderingen (mutaties) er kunnen optreden in die genen en welke problemen die veranderingen kunnen veroorzaken in de aanleg en functie van de vingers. Stel dat er een mutatie in een van deze genen is, die ertoe leidt dat de pink niet wordt aangelegd. Als we dit bij de geboorte constateren en de DNA verandering kennen, dan zouden we kunnen proberen die DNA verandering te herstellen. Deze technieken bestaan tegenwoordig: de bekendste is CRISPR-Cas9, maar weer andere technieken kunnen bijv. op de functie van RNAs of eiwitten ingrijpen. Het gen kan vanaf dat moment wel perfect functioneren, maar daarmee krijgen we de pink nog niet terug! Het gen werkt alleen tijdens een bepaalde fase van de ontwikkeling. Als het gen niet werkt tijdens die periode, kan dit later niet meer hersteld worden. In medische termen: er bestaat een “time window” (bepaald tijdsvenster) voor de functie van het gen. Dat is iets wat alle ontwikkelingsgenen gemeen hebben.
Nu terug naar de CdLS genen. Deze genen hebben dus al allerlei functies vóór de geboorte. Zoals hierboven aangegeven kunnen we dat zien aan de vorm van bijvoorbeeld wenkbrauwen en neus, die er al bij de geboorte anders uitzien. De belangrijkste functies van alle genen die CdLS veroorzaken, betreffen de aanleg van de hersenen. Uitgebreid onderzoek toont aan dat dat deze genen belangrijke functies hebben in de aanleg van zowel de hersenschors (cortex genaamd) als van diverse kleinere onderdelen binnenin de hersenen. De CdLS genen zijn noodzakelijk voor de juiste vorm en aanleg van al deze hersendelen. Vaak kunnen we dat al zien aan de kleine hoofdomvang van een pasgeboren baby met CdLS, en soms kunnen we dat ook al zien op een MRI van de hersenen. Dat laatste is niet altijd het geval is, want besef wel dat een MRI pas veranderingen kan waarnemen van ongeveer 1 mm, maar geen kleinere afwijkingen. Op een MRI is niet te zien hoe een enkele cel is gevormd. Daarom kan een MRI er volledig normaal uitzien, terwijl we onder de microscoop veel hersenafwijkingen zouden kunnen zien. Enkele opmerkingen van de Auteur.
Als we een muis maken met een niet goed werkend CdLS gen, dan blijken bij de geboorte van de muis verschillende delen van de hersenen niet goed te zijn aangelegd. Uiteraard kunnen we proberen dit niet goed functionerend CdLS gen in de muis te corrigeren, maar het muizenbrein zal afwijkend blijven: de eenmaal afwijkend aangelegde delen van de hersenen kunnen niet worden hersteld en alsnog juist worden aangelegd, aangezien het tijdsventer waarin dit had moeten gebeuren, verstreken is.
Is er dan niets dat in dit verband gedaan kan worden? Zeker wel! We weten dat ontwikkelingsgenen in feite twee functies hebben: één betreft de aanleg en ontwikkeling van het menselijk lichaam, zoals hierboven beschreven, de functie van het gen vóór de geboorte. Maar ontwikkelingsgenen hebben ook functies na de geboorte, bijv. in de aanmaak van een enzym of een ander eiwit dat nodig is voor het goed kunnen werken van organen. Zo weten we dat CdLS genen belangrijk zijn voor de groei van ons lichaam. Daarom blijven de meeste kinderen met CdLS kleiner dan gemiddeld. Wij kennen nog niet alle functies van de CdLS genen na de geboorte. Voorstelbaar is dat sommige gedragsproblemen hierdoor worden beïnvloed, zoals dat ook bekend is van verschillende andere ontwikkelingsgenen. En op deze manier kan misschien ook de gastro-oesofageale reflux verklaard worden. Daarom is het zeker de moeite waard dit te onderzoeken, opdat we dit misschien beter kunnen behandelen.
De conclusie is dat een echte ‘genezing’ niet mogelijk is. Maar we kunnen wél proberen sommige kenmerken van het afwijkende gen bij mensen met CdLS te beïnvloeden. We kunnen deze mensen niet volledig normaal laten functioneren, maar hen wel in staat stellen de best mogelijke kwaliteit van leven te verkrijgen. Verdere studies zijn in die zin buitengewoon belangrijk en nuttig!